Ooit werd een eenvoudig juteweefsel ondergedompeld in warme mastiek, maar inmiddels kunt u voor bitumineuze waterdichting kiezen uit een ruim aanbod aan hoogtechnologische producten met toevoegingen van allerlei hoogwaardige kunststoffen. U kunt bovendien de dakbedekking aanbrengen volgens verschillende systemen. Zo kunt u kiezen voor zelfklevende onderlagen, de onderlaag (deels) vastkleven met koudlijm of vastmaken met schroeven en vervolgens de toplaag vastbranden. Dit werken met een brander is erg populair en deze techniek gaat al erg lang mee, toch vereist het veel kennis en kunde van de dakdekker. Daarom een opsomming van de belangrijkste do’s en don’ts voor bitumen branden volgens de regels der kunst (en de NEN 6050).
De basisprincipes
Bitumen branden lijkt op het eerste gezicht eenvoudig, maar niets is minder waar. Het juiste gebruik van de brander vergt veel oefening en u heeft veel kennis nodig over de verschillende soorten membranen om de waterdichting goed aan te brengen. Bovendien moet u de dakbedekking brandveilig aanbrengen volgens de NEN 6050. Daarvoor moet u zorgen dat kiergevoelige onderconstructies, overkragende bouwdelen en brandbaar stof en vuil in kieren en holle ruimtes, niet in aanraking komen met open vuur. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om nieuwbouw, renovatie of dakonderhoud.
U kunt natuurlijk kiezen voor zelfklevende dakbedekking of dakdetails afdichten met ALSAN, zodat u niet met open vuur hoeft te werken. Maar u hoeft de brander niet te laten liggen. Gaat u na het aanleggen van de onderlaag aan de slag met een brander om de toplaag van SBS- of APP-bitumen aan te brengen? Respecteer dan onderstaande basisprincipes:
De voorbereiding:
- Check het gewicht van de rollen bitumen (dit moet op de rol staan). Gebruik hulpmiddelen voor het dragen van rollen van meer dan 25 kilo. Of zet meerdere personen in.
- Begin steeds op het laagste punt van het dak en werk naar boven toe. Dat is belangrijk om tegennaden te voorkomen.
- Rol een baan bitumen eerst volledig uit op het dak.
- Leg de volledige baan spanningsloos uit: leg de baan op z’n plek en zorg dat hij mooi platligt zonder golven.
- Rol daarna het bitumen voor de helft weer op, bij voorkeur met een kern van 150 mm., zodat u die later stap voor stap weer kunt uitrollen tijdens het branden.
De positie van de banen:
- Houd u aan de vakrichtlijnen en dus aan de overlapbreedtes van de banen. De langsnaad moet minimaal 10 centimeter zijn in een eenlaags systeem en 7 centimeter in een tweelaags systeem. Let op: dit is afhankelijk van de leverancier. Hanteer voor de kopse naden een minimumbreedte van bij voorkeur 15 centimeter.
- Laat nooit meer dan drie banen samenkomen op één punt. Laat de kopse overlappen conform richtlijnen 2018 minimaal 1 meter van elkaar verspringen, zodat ze niet op één lijn komen te liggen.
- Snijd bij toplagen een hoek van de middelste baan (de tussenliggende baan), zodat er een schuin trapje ontstaat en er tijdens het branden geen dwarse capillaire werking kan ontstaan. Deze hoek mag nooit te zien zijn in de toplaag.
Het branden:
- Brand altijd alleen in droge omstandigheden. Het dak moet kurkdroog, schoon, vlak en gaaf zijn.
- Als u ook op niet-bitumineuze ondergronden gaat branden (bijvoorbeeld op beton), dan moet u die voorbereiden met een bitumineuze primer(ook hechtingsvernis of hechtprimer genoemd) zoals AQUADERE.
- Brand de volledige breedte van de overlap. Nog te vaak worden er maar enkele centimeters gebrand, waardoor de overlap later alsnog loskomt.
- Controleer het gebrande werk. Ziet u een bitumenrupsje van zo’n 4 millimeter breed langs de naden? Dan is de rol goed gebrand. Pas op voor een vals gevoel van zekerheid en kwaliteit: deze rups ontstaat namelijk ook wanneer niet de volledige breedte van de overlap is gebrand. De rups mag ook niet te breed zijn, want het bitumen moet uiteraard nog voldoende onder het membraan zitten.
- Werk zo consequent mogelijk met de vlam. Dat vraagt veel oefening en ervaring, want de wind en andere omstandigheden spelen een grote rol op het dak.
- Houd de brander met een licht gebogen hand vast. Zo kunt u de blauwe vlam makkelijker op de baan richten en smelt de MEC-laag (‘MEC’ staat voor Met Extra Coating) van de bovenste rol. De restwarmte van de vlam is genoeg om de onderlaag op het dak te verkleven met de toplaag.
- Controleer of er voldoende gesmolten bitumenontstaat tussen de top- en de onderlaag tijdens het branden. Alleen zo weet u zeker dat de dakbedekking goed geplakt is.
Blaasvorming voorkomen
Bij het branden van bitumen kan er veel fout gaan. Sommige fouten komen niet (meteen) aan het licht, omdat ze niet zichtbaar zijn voor leken. Blaasvorming is echter wél opvallend. Blazen in het bitumineuze membraan zijn dan ook een van de meest duidelijke aanwijzingen van een slecht gedicht dak. De blazen ontstaan vooral wanneer de rollen onvoldoende gebrand worden. Daardoor kan er lucht onder het membraan terechtkomen en die lucht zet uit onder invloed van warmte. Na verloop van tijd zorgt de blaas voor scheuren in het membraan, waardoor water kan insijpelen met alle gevolgen van dien.
Voorkomen is beter dan genezen. Daarom is het verstandig om bij renovatie te werken met thermbanen als toplaag, zoals VARYFLEX 370K23. Deze SBS-rol heeft dampdrukverdelende stroken aan de onderkant van de rol. Bij het branden moet u dit product slechts deels vastplakken. Anders kan er alsnog blaasvorming ontstaan onder het membraan.
Branden van verschillende soorten bitumen
Wanneer u met een brander werkt, is het belangrijk dat u de verschillende soorten bitumen en hun aanbrengmethoden goed kent. APP-membranen kunt u bijvoorbeeld niet combineren met SBS-bitumen. Beide membranen hebben namelijk een verschillende verwerkingstemperatuur. Hieronder geven we u een overzicht:
- Een APP-onderlaag heeft een verwerkingstemperatuur van ongeveer 155°C.
- Een APP-toplaag heeft een verwerkingstemperatuur van ongeveer 255°C om de MEC-laag te smelten.
- Een SBS-onderlaag heeft een verwerkingstemperatuur van ongeveer 125°C.
- Een SBS-toplaag heeft een verwerkingstemperatuur van ongeveer 225°C om de MEC-laag te smelten.
Let op: Vanaf 300°C verbrandt het bitumineuze membraan en de kunststoffen die daarin verwerkt zitten. Daardoor is de waterdichting niet meer uv-bestendig en veroudert het dak veel sneller. Houd u dus zeker aan de aangegeven temperaturen!
Veiligheid altijd op de eerste plaats
Wanneer u met een brander werkt, moet veiligheid altijd uw eerste prioriteit zijn. En niet alleen vanwege de NEN 6050. Nog te vaak ontstaan er branden en ongelukken door onoplettendheid van de dakdekker of door het niet houden aan belangrijke veiligheidsvoorschriften. Enkele belangrijke aandachtspunten:
- De slangen van een brander gaan maximaal twee jaar Controleer de datum op de slangen en vervang ze tijdig.
- Gebruik altijd de juiste maat klemmenvoor de slangen van uw brander.
- Ook een voetstukjeom de brander veilig neer te leggen op het dak, is essentieel. Leg de kop in ieder geval nooit over de dakrand bij pauzes, ook niet als het voor heel even is.
- Zorg dat er voldoende (en de juiste!) brandblussers binnen handbereik zijn wanneer u met een brander werkt. (2 x ABC 12 kg).
- Draag altijd beschermende kledingen handschoenen wanneer u brandt. Werken in ontbloot bovenlijf of in nylon kleding is verboden.
- Bij het afdichten van een aansluiting op een schuin dak met dakpannen, moet u altijd de NEN 6050 respecteren. Daaronder kunnen namelijk stof en spinnenwebben zitten en die zijn licht ontvlambaar. Hier kiest u dus beter voor zelfklevende producten, in combinatie met de juiste primers en een föhn.