
Een waterdicht dak lijkt vanzelfsprekend, maar bitumen branden is echt vakwerk. Als producent van bitumineuze dakbanen geven we je graag een aantal tips, zodat elk dak waterdicht is en blijft.
1. Bereid je goed voor
Als je je grondig voorbereidt, is er minder kans op fouten.
- Zorg dat het dak droog, schoon, vlak en gaaf is voor je bitumen gaat branden.
- Ga je ook op een niet-bitumineuze ondergrond branden, zoals beton? Bereid die ondergrond voor met een bitumineuze primer zoals Aquadere, ook wel gekend als hechtingsvernis of hechtprimer.
- Begin steeds op het laagste punt van het dak en werk naar boven toe. Dat is belangrijk om tegennaden te vermijden.
- Rol de bitumenbaan eerst volledig uit en leg hem spanningsloos neer, zonder golven.
- Rol daarna het bitumen voor de helft weer op, in een rol van bij voorkeur 150 millimeter diameter, zodat je die later stap voor stap weer kan uitrollen tijdens het branden.
2. Houd het veilig
Veiligheid is je eerste prioriteit bij bitumen branden. Je moet bitumen dakbedekking brandveilig aanbrengen volgens de norm NEN 6050. Zo moet je vermijden dat onderconstructies met kieren, overkragende bouwdelen en brandbaar stof en vuil in kieren en holle ruimtes in aanraking komen met open vuur.
Nog te vaak ontstaan er branden en ongelukken door onoplettendheid of een gebrek aan aandacht voor de veiligheidsvoorschriften. Onthoud deze aandachtspunten:
- De slangen van een brander gaan maximaal twee jaar mee. Controleer de datum en vervang tijdig.
- Gebruik altijd de juiste maat klemmen voor de slangen van je brander.
- Ook een voetstukje om de brander veilig neer te leggen op het dak is essentieel. Leg de kop in ieder geval nooit over de dakrand, ook niet voor heel even.
- Houd voldoende (en de juiste!) brandblussers binnen handbereik wanneer je met een brander werkt. (2 x ABC 12 kg)
- Draag altijd beschermende kleding en handschoenen. Werken in ontbloot bovenlijf of in nylon kleding is verboden.
- Werk je op een schuin dak met dakpannen? Dan zijn zelfklevende producten een betere optie. Onder de dakpannen kunnen namelijk stof en spinnenwebben zitten, en die zijn licht ontvlambaar.
3. Brand bitumen op de bovenlaag
De onderlaag van bitumen heeft een lagere verwekingstemperatuur dan de toplaag. Als je de onderlaag brandt, zal MEC-laag van de toplaag niet voldoende smelten – ofwel raakt de onderlaag oververhit, waardoor die kan plooien. Het is beter op de bovenlaag.
We geven je graag het verschil in verwekingstemperatuur mee:
- Een APP-onderlaag heeft een verwekingstemperatuur van ongeveer 155°C.
- Een APP-toplaag heeft een verwekingstemperatuur van ongeveer 255°C om de MEC-laag te smelten.
- Een SBS-onderlaag heeft een verwerkingstemperatuur van ongeveer 125°C.
- Een SBS-toplaag heeft een verwekingstemperatuur van ongeveer 225°C om de MEC-laag te smelten.
Let op: vanaf 300°C verbranden het bitumineuze membraan en de kunststoffen die erin verwerkt zitten. Daarna is de waterdichting niet meer uv-bestendig en veroudert het dak veel sneller. Houd je dus zeker aan de aangegeven temperaturen!
4. Richt de brander licht gebogen op de MEC-laag
Als je de branderkop verticaal naar beneden richt, is de vlam vooral op de onderlaag gericht. De MEC op de toplaag zal dan niet voldoende smelten, waardoor de verschillende lagen zich niet goed hechten. Zo kan er lucht onder het membraan komen, met mogelijke blazen, plooien en zelfs scheuren als gevolg.
Houd de brander daarom met een licht gebogen hand vast. Zo kan je de blauwe vlam makkelijker op de dakbaan richten en smelt de MEC-laag van de bovenste rol. De restwarmte van de vlam is genoeg om de onderlaag op het dak te verkleven met de toplaag. Controleer altijd of de dakbedekking effectief goed plakt. Zie je een bitumenrups van zo’n 4 millimeter breed langs de naden? Dan is de rol goed gebrand.
Belangrijk: je moet de volledige breedte van de overlap branden. Anders kan de overlap loskomen.
5. Met op de positie van de dakbanen
De positie van de dakbanen is cruciaal voor een goed resultaat.
- Houd je aan de vakrichtlijnen en dus aan de overlapbreedtes van de banen. De langsnaad moet minimaal 10 centimeter zijn in een eenlaags systeem en 7 centimeter in een tweelaags systeem. Let op: de exacte breedte is afhankelijk van de leverancier. Hanteer voor de kopse naden bij voorkeur een minimumbreedte van 15 centimeter.
- Laat nooit meer dan drie banen samenkomen op één punt. Laat de kopse overlappen minimaal 1 meter van elkaar verspringen, zodat ze niet op één lijn komen te liggen (conform de vakrichtlijnen).
- Snijd bij toplagen een hoek van de middelste baan, om een schuin trapje te maken en dwarse capillaire werking tijdens het branden te voorkomen. Deze hoek mag nooit te zien zijn in de toplaag.
6. Verminder de intensiteit van de brander bij geblazen bitumen onderlaag
Bij geblazen bitumen wordt de onderlaag al week bij 110°C. Bij de SBS-toplaag is de verwekingstemperatuur veel hoger, namelijk 225°C. Omdat geblazen bitumen veel sneller verbrandt, kan de mengverhouding SBS-geblazen bitumen zodanig slecht zijn dat de rups langs de baan snel barst. Verminder daarom de intensiteit van de brander bij een onderlaag van geblazen bitumen.
7. Gebruik een grote kernrol voor een goede aandrukking
Gebruik een aluminium kernrol van 125 tot 150 millimeter doorsnede. Daarmee krijg je een goede gelijkmatige aandrukking en heeft je voet voldoende ruimte om de branderkop onder de juiste hoek op de MEC-laag te richten – zonder dat je schoen verbrandt of heet wordt.
8. Brand bij een thermbaan de overlap apart
Bij een thermbaan hoef je alleen de thermstrepen te activeren met de brander, wat minder hitte vraagt. Bij de overlap moet de MEC-laag wel volledig smelten voor een goede hechting en waterdichtheid. Dat krijg je niet zo makkelijk in één beweging voor elkaar.
Vraag advies over bitumen branden
Ben je op zoek naar advies over bitumen branden of welke producten en tools je het best gebruikt? Neem contact op met onze experts, zij helpen je graag verder.